Vrijdagmiddag, na de memorial voor Ferdinand Dorsman (de Cultureel Attache van het consulaat die 4 december plotseling is overleden) moest ik even op adem komen in het MoMA, waar ik onvoorbereid een tekententoonstelling binnenliep. Dit voordat ik me geconcentreerder en intensiever wilde gaan verdiepen in het werk van kunstenaars bij de Lower Manhattan Cultural Council (LMCC) en de Marie Walsh Sharpe Foundation die beide Open Studios hadden die dag.
(een bericht van Jo-Anneke van der Molen)
Bij de tekeningen in het MoMA kon ik de heftige energie goed loslaten. Het werk was luchtig, gaf nieuwe inzichten en verruilde verdriet voor grappige dwarsverbanden. Onder andere een klein werkje van Wanda Gag, naast een Paul Cezanne, een Joan Miro en een Yves Tanguy.
MoMA, Gifted: Collectors and Drawings at MoMA, 1929–1983
T/m 13 februari a.s.
Totaal verschillende werken in vorm en techniek. Belangrijke tekeningen uit de kunstgeschiedenis en een mooie start om in de wereld te stappen van de kunstenaars bij de Open Studio’s. Op naar de LMCC op Governors Island.
De ferry brengt me praktisch naast de deur van Building 110 waar 20 kunstenaars sinds augustus hun creatieve proces verder hebben kunnen ontplooien in een mooie open ruimte met ieder een eigen domein.
Louise Barry met gestructureerde tekeningen van herkenbare landschappen die je verhalenderwijs meetrekken in een eigen reis en onderzoek.
Hoogtepunt van mijn bezoek was het kennismaken met het werk van twee Nederlandse kunstenaars, Katja Mater (boven) en Hanna Mattes. Ik was zeer onder de indruk van de diepte, beweeglijkheid en levendigheid die Katja creëert in haar statige geometrische tekeningen en objecten.
Hanna en ik hadden een bijzonder gesprek waarin we mogelijke volgende stappen in haar interpretatie van herkenbare (filmset) locaties bespraken. Haar Mondriaan achtige ‘geprikte’ fotografische beelden hebben een mooie imperfectie die je opnieuw naar herkenbare plaatjes doen kijken.
De directeur van het ISCP had me uitgenodigd om zijn tweede oogappeltje te komen bewonderen, de tijdelijke residenten van de Marie Walsh Sharpe Foundation. Zeventien kunstenaars, ieder in een mooi atelier op de zevende verdieping in een van de pakhuizen van DUMBO. Iedere kunstenaar presenteerde zijn werk met grote zorgvuldigheid maar dat mag ook wel als je weet dat een Chuck Close even naar binnen kan komen rijden in zijn geavanceerde rolstoel. Echter de kwaliteit van het werk was middelmatig. De tekeningen van John O’Connor (boven), de opgezette dieren met mensen hoofden van Kate Clark, de foto’s van Katherine Newbegin en het esthetisch zeer aantrekkelijke werk van Mia Pearlman sprongen er voor mij uit.
Het was een intensieve dag maar volop inspirerend voor mijn doorlopende ontwikkeling als zelfstandig curator in New York en Nederland.
Leave a Reply