Als kunstenaar wil je ook wel eens wat anders aan de wand, maar heb je niet altijd het geld om werk te kopen. Wat doe je dan? Dan ga je ruilen. Zo probeerde een tapekunstenaar ooit de Koningin van de Rotterdamsche Schilderkunst te strikken, maar die keek bij het ruilverzoek alsof ze zich in een ui had verslikt en wendde het gesprek zo abrupt af dat er van verdere toenadering geen sprake meer kon zijn.
Beter formuleer je je ruilverzoek in een e-mail, zodat je bij geen gehoor altijd nog kunt denken dat de digitale postduif zich in de mailbox heeft vergist. Tegen beter weten in, want eigenlijk is de culturele sector daarin heel duidelijk: alleen ja is ja. Geen reactie betekent doorgaans nee. Niet ‘ja, misschien’.
Bijzondere taferelen leverde de Rotterdamse Ruilbeurs dan ook op toen deze nog drie keer per jaar werd georganiseerd. Kunstenaars sleepten onverkocht werk aan dat ze probeerden te slijten voor aantrekkelijker werk van een collega. Om een eerlijke deal te garanderen moest het aangeleverde werk een bepaalde waarde vertegenwoordigen, maar daarbij leken sommigen een andere munteenheid aan te houden.
De ballottage was uiteindelijk nooit heel streng en een plekje mocht je ook zelf uitkiezen. Quasi-onverstoorbaar timmerden goed- en minder goedboerende beroepsgenoten hun werk tegen de muur terwijl ze verderop een felbegeerd werk van Mario Kut in de gaten hielden. Wie zou er met de buit vandoor gaan?
Want onder kunstenaars heerst keiharde hiërarchie en Mario Kut stond tijdens de desbetreffende beurs keihard op 1. Zo hard op 1 zelfs dat hij een afgevaardigde naar de beurs had gestuurd die voor hem de onderhandelingen mocht voeren en telefonisch de naam van de geïnteresseerden doorgaf.
Vanaf de zijlijn volgden twee nuchtere collega’s het on-Nederlandse ego-spektakel. “Dit werk schijnt z’n volgende fase in te luiden”, zei Rein Mus. Z’n toehoorder was niet onder de indruk. “Volgens mij luidde het vooral een griepje in.” De twee besloten werk van elkaar te ruilen. Meer uit sympathie dan uit waardering.
Ondertussen struinde Jetty Kuif de wanden af. Niemand wilde met haar ruilen en als ze in de buurt kwam holden gasten naar de bar of de wc. Jetty had twee inktzwarte werken meegenomen waarvan iedereen zich afvroeg hoe ze daarmee in godsnaam ooit de drempelwaarde zou halen. “Wil jij met mij ruilen?”, vroeg Jetty aan nummer 6. Niemand wist wat erger was: Jetty Kuif zijn of door haar als laatste gevraagd worden.
Aan het eind van de avond ging de ene helft met ander werk naar huis. De andere helft tilde zijn eigen werk maar weer van de wand. Het tafereel deed denken aan het eindfeest op de middelbare school: niet gescoord en toch blij proberen te zijn met jezelf.
Haha, weer vet lachen!! Wordt wel weer tijd voor een nieuwe Fitax