- Birgit Donker met in de achtergrond een werk van Erik Odijk
Dit is een interview met Birgit Donker die sinds juni vorig jaar directeur van Het Mondriaan Fonds is. Het is speciaal gericht op de trendbeheerlezers die ook kunstenaar zijn.
Bent u dat niet dan kunt u natuurlijk ook gerust verder lezen, maar het interview is georganiseerd in aanloop naar het gesprek dat donderdag 7 november bij Nest in Den Haag plaatsvindt tussen Platform BK, het Mondriaan Fonds en het Materiaalfonds over de mogelijkheden van die fondsen. En dat gesprek wil vooral de kunstenaar dienen.
Diegenen die in dit interview de aandacht voor de erfgoedsector missen, kan ik gerust stellen. Birgit Donker heeft de verantwoordelijkheid voor erfgoed meerdere malen benadrukt, maar het sluit niet aan bij het doel van het interview en dus zijn die passages weggelaten.
Om de transparantie van het geheel niet in de weg te zitten, vermeld ik verder graag dat ik niet alleen uw nederige reporter ben, maar ook directeur van Nest. Nest wordt ondersteund door het Mondriaan Fonds. Verder ben ik commissielid met betrekking tot de aanvragen van kunstenaars bij het Mondriaan Fonds en bij het Materiaalfonds.
Birgit Donker moest bij haar aantreden twee organisaties bij elkaar brengen, reorganiseren, een subsidiestelsel hervormen en een bezuiniging van 30% realiseren.
De eerste vraag lijkt me dan ook:
Is het wel leuk om directeur van het Mondriaan Fonds te zijn?
Het is geweldig.
Ik werk met en voor mensen die enorm gepassioneerd zijn.
Ik kom uit de journalistiek en dat doe je niet voor de baan, het is een manier van leven. Dat is in de kunst ook het geval.
Wat ik interessant vind, is dat het zulke spannende tijden zijn voor de kunst.
Toen ik begon, was de toon nogal zuur in het debat. Dat is gelukkig nu beter, maar er ligt nog steeds een uitdaging, om dat vreselijke woord maar eens te gebruiken.
Je gaat donderdag bij Nest met Platform Bk en het Materiaalfonds in gesprek. Wiens initiatief was dat?
Ik had het er met Rune Peitersen van Platform BK over dat ik het idee had dat nog niet voor alle aanvragers duidelijk is wat wij doen. Dat door de combinatie van de fusie, nieuwe termen en de bezuiniging er behoefte is aan meer informatieoverdracht.
We willen op die bijeenkomst laten zien dat we een stimuleringsfonds zijn dat mogelijk wil maken en dat open staat voor interessante aanvragen. Ook als je bijvoorbeeld nog aan het begin van je carrière staat.
Wat vroeger een startstipendium heette heet nu ‘een werkbijdrage jong talent’.
Het mag geen stipendium meer heten?
Nee, het idee was dat het woord stipendium te veel suggereert dat je bestaansondersteunend opereert, terwijl dat natuurlijk nooit zo geweest is. Je kon er niet van leven, maar dat idee bestond wel. Dus moesten we de naam veranderen.
Ik kan me, met de andere benamingen en eisen, goed voorstellen – en daarom ben ik ook blij dat we volgende week die bijeenkomst hebben – dat het voor aanvragers soms ingewikkeld is.
Ja, kunstenaars gaan op zoek naar wat er was. Er was een basisstipendium, maar hoe heet het nu?
Een basisstipendium heet nu een werkbijdrage bewezen talent. De hoogte van het bedrag is hetzelfde, de duur is hetzelfde, de minimumeisen zijn hetzelfde. Wat we hebben veranderd, is dat we bij alle aanvragen nu een presentatieplan vragen. Dat is voortgekomen uit het idee dat we nog beter willen laten zien wat er met een bijdrage gebeurt en bovendien willen we dat kunst op een zo aansprekend mogelijke manier wordt getoond aan een passend publiek.
Moet ik me bij zo’n presentatieplan voorstellen dat mensen gaan schrijven wat ze gaan maken en waar ze dat vervolgens gaan tonen?
Nee hoor, helemaal niet; het presentatieplan mag van alles zijn. Soms kan het heel duidelijk zijn: “ik maak een werk en ik ga het in die specifieke presentatieplek tonen.” Bij een werkbijdrage voor jong of bewezen talent of een atelier in het buitenland is het vaak helemaal niet zo duidelijk waar het getoond gaat worden. Het mag op allerlei manieren. Je mag van mijn part een blog bijhouden.
- Zoro Feigl
Of zoals ik laatst bij Zoro Feigl zag, die op het strand zijn kunstwerk met minivliegers die hij tijdens een werkperiode in China gemaakt had opliet tijdens het festival Into The Great Wide Qpen. Of kijk naar Jan Hoek die onlangs een werkbijdrage jong talent kreeg en die een website bijhoudt en voor Mister Motley schrijft over zijn werk.
Het gaat er om dat je hebt nagedacht; hoe ga ik laten zien waar ik mee bezig ben, hoe ga ik aan een passend publiek laten zien wat ik doe? Dat is iedere keer anders en het mooie is dat ieder daar zijn eigen oplossing voor kan verzinnen.
Komt het idee van het presentatieplan ook voort uit de gedachte dat de subsidie in de vorm van een presentatie teruggeven wordt aan de maatschappij?
Ik probeer het om te draaien: Het komt voort uit het idee dat de burger recht heeft op kunst. Het is ontzettend belangrijk antwoord te vinden op de vraag: “waarom investeer je als samenleving in kunst?” Als je goed luistert, dan hoor je dat ik ook niet de term subsidie gebruik.
Het is ook gewoon te interessant om niet te laten zien wat er uit bijdragen ontstaat.
Als mensen weten wat er gebeurt met het geld dat naar kunst gaat, zullen ze er ook meer steun aan willen geven. Dan zullen ze ook niet, zoals bij de laatste bezuinigingen, zeggen dat er meer op kunst bezuinigd kan worden dan er überhaupt naar toegaat. Maar ze moeten wel weten wat er gebeurt.
Kun je zeggen dat de nieuwe regelingen het gevolg zijn van wat eerder al ingezet is of is het een gevolg van politieke omwentelingen?
Als je kijkt naar de nieuwe regelingen, dan is een van de opvallendste elementen het opdrachtgeverschap. Iedereen kan aanvragen voor een opdracht, mits het werk publiek toegankelijk is en er een goed honorarium voor de kunstenaar in zit. Dat is iets waarmee al geëxperimenteerd werd voordat de politiek zich roerde.
Peter Stel bij Arsenal
Zo heeft Arsenal, de voetbalclub in Amsterdam Zuid, elf kunstenaars een opdracht gegeven voor werk rond het veld; Erik van Lieshout in de kleedkamers, Paulien Oltheten in de kantine. Dat was een geweldig project en voorloper van de nieuwe regeling.
Komt zoiets als het werk van Paulien Oltheten aan bij het voetballievend publiek?
Jazeker, het zit er in de tafels verwerkt en dat roept reacties op. Ze heeft er ook met de mensen daar over gepraat en daar is weer nieuw werk uit voortgekomen. Dat bewijst dat mensen veel meer voor kunst open staan dan je zo af en toe zou denken.
Ik geloof dat je kunst ook in onverwachte ruimtes moet laten zien; Dit project in de voetbalkantine, Call of the Mall in Hoog Catherijne, een kunstwerk van David Bade in een milieupark.
- Lotte Geeven tijdens Present Forever
Iemand als Ad de Jong doet dat ook heel goed, door bijvoorbeeld de kunst in een garage in de Bijlmer te plaatsen en daar de buurt bij te betrekken.
Over voetbal gesproken: Bij Ajax zitten tig duizend mensen naar 22 mensen en een bal te kijken en zij gaan daar helemaal in op. Bij een willekeurige tentoonstelling is men al blij is met een paar honderd man. Als men zo voor de kunst open staat, waarom komt men er dan toch zo weinig mee in aanraking? Is dat onze schuld? Doen wij, de kunstwereld dan toch iets fout?
Maar is dat wel zo? Het Gemeentemuseum Den Haag trekt meer bezoekers dan ADO Den Haag, om maar eens wat te noemen. Het museumbezoek in Nederland neemt alleen maar toe, ook het bezoek aan het Stedelijk dat in het afgelopen jaar meer bezoek trok dan ooit.
Als je al het bezoek aan initiatieven, presentatieplekken en galeries in een stad optelt, dan levert dat bij elkaar een hoop bezoekers op, terwijl de meeste steden maar één voetbalstadion van betekenis hebben.
Het valt dus wel mee, het aantal bezoeken, maar het is heel belangrijk dat we laten zien dat kunst ‘inclusief’ is.
Ik denk dat in het verleden – door allerlei redenen – de kunst te onbereikbaar is geweest voor veel mensen. We moeten laten zien dat kunst voor iedereen is.
Die moeilijke bereikbaarheid van kunst is voor veel professionals een eigenschap die geen rol mag spelen, omdat – in hun visie – de ontwikkeling van de kunst zelf lijdt onder de nagestreefde brede toegankelijkheid.
Maar het een sluit het ander niet uit. In Nederland denken we altijd in Of/Of, maar het is En/En.
De kunstenaar is zo autonoom als de kunstenaar zich opstelt. Het een gaat niet ten koste van het ander.
Niet elke kunsttheoreticus wil zich in zijn of haar teksten richten op een breed publiek, die wil juist de ontwikkeling van de kunst zelf zo specifiek mogelijk duiden om een bijdrage te kunnen leveren aan het professionele discours.
Ik denk dat je niet te veel moeilijke woorden tussen het kunstwerk en de kijker moet plaatsen.
Nu zegt de kunsttheoreticus: die moeilijke woorden heb ik nodig om juist de ontwikkeling van de kunst zelf zo specifiek mogelijk te duiden en om zo een bijdrage te leveren aan die ontwikkeling.
Natuurlijk, context en een verhaal kunnen absoluut nodig zijn, wij erkennen ook het belang van bemiddelaars en dus hebben we nog steeds de bemiddelaarsbijdragen. Het verhaal is belangrijk, maar niet de moeilijke woorden, nooit de moeilijke woorden.
We kregen de klacht dat ons jaarverslag zo simpel geschreven was, maar ik geloof niet dat dat een diskwalificatie is. Ik geloof juist dat je alles in normale woorden moet kunnen zeggen.
Heeft de kunstenaar die zich geen communicator beschouwt en die niet wil toegeven aan simpele woorden het verkeerd begrepen? Of zeg je: “daar is het Mondriaan Fonds niet voor?”
Het heeft natuurlijk niets met werk versimpelen te maken. We vragen de kunstenaars absoluut niet het werk zelf te versimpelen.
- Prix de Rome-kandidaat Remco Torenbosch
In de discussie over de Prix de Rome zag ik een criticus de vergelijking maken met de Turner Prize, die veel publieksvriendelijker zou zijn.
Zij verwees naar de kunstenaarsportretten in Engeland en de publieksprogramma’s er om heen, maar zag de kunst zelf ook als veel publieksvriendelijker.
Publieksvriendelijke kunst hoeft voor mij niet, kunst is er niet om het publiek te behagen.
Als je kijkt naar het werk van de vier Prix de Rome genomineerden, dan is het allemaal werk dat rechtstreeks gaat over deze tijd; de Europese Unie, de privatisering, het belang van taal. Kortom, werk over nu.
Ik begrijp dat wanneer je in staat bent de stappen te volgen die de kunstenaar heeft gemaakt, je uitkomt bij onderwerpen die terug slaan op de maatschappij, maar dan moet je wel die stappen kunnen maken..
Bij de Prix de Rome hadden we een ‘public launch’ met een kinderjury en die begreep het. Dus ik denk dat het niet zo zeer te maken heeft met vertaalslagen of hoeveel programma’s er omheen zitten, maar of je er open voor staat.
Ik vind dat als kunst klaar en af is, het van het publiek is. Die mag er mee doen wat het wil, maar het publiek moet er wel open voor willen staan.
Ik kan me voorstellen dat het circus dat de Turner Prize omgeeft het makkelijker maakt om het werk te begrijpen, ook als het ontoegankelijk werk betreft.
In 2001 won Martin Creed de Turner Prize met ‘Work No. 227: the lights going on and off ‘. Dat werk bestond uit een lege ruimte waar TL’s aan- en uitgingen. Daar viel de hele natie over.
Dat gebeurt niet bij de Prix de Rome, want de natie komt er nauwelijks mee in aanraking.
Misschien is dat wat bedoeld werd door de recensente, dat het hele circus om de Turner Prize heen de interesse van het publiek opwekt?
Ik vind het moeilijk om voor de recensente te spreken, maar ik ben het er mee eens dat de Prix de Rome een zo groot mogelijk publiek moet bereiken.
Dat is ook waarom we ook meewerken aan het AVROprogramma over de Prix, dat is ook waarom ik blij ben dat koningin Máxima komt. Dan is er vervolgens aandacht van RTL Boulevard en van weet ik niet wie nog meer en daarmee bereik je tegelijkertijd een groot publiek.
Ik vind ook dat je niet moet praten in termen als makkelijke of moeilijke kunst; kunst is kunst en je staat er voor open of niet.
Er is zoiets als hermetische kunst.
Is dat zo of is er zoiets als een hermetische kijker, die zich afsluit voor wat die kunst wil?
Nogmaals: het kunstwerk is af en als kijker doe je er mee wat je wilt. Je kunt je er in verdiepen, je kunt er over lezen, maar het belangrijkste is toch dat je het ervaart.
Maar voor mensen die niet dagelijks kunst eten en drinken kan het toch best lastig zijn om zich er in te verdiepen?
Natuurlijk dat is ook zo. Hoewel lastig, dan ga ik toch even terug naar die kinderen. Die staan er voor open. Misschien moeten volwassenen dat ook wat meer durven.
Third Opinion
Birgit Donker komt tot nu toe iets bedachtzamer over dan haar voorgangers.
Gitta Luiten en Lex ter Braak, die directeur waren van respectievelijk de Mondriaan Stichting en het Fonds BKVB, poneerden een aantal stevige meningen in het boek Second Opinion.
Het subsidiestelsel mocht op de schop, het commissiesysteem met professionals die elkaar beoordeelden leidde volgens hen tot middelmatigheid en het zou beter zijn als de musea en presentatieplekken al het budget zouden krijgen om dat vervolgens via opdrachten aan de kunstenaars uit te betalen. Het idee van ‘Laat duizend bloemen bloeien’ was volgens hen wel uitgebloeid. Het was tijd voor meer geld voor minder kunstenaars.
De betrokkenheid tussen kunst en maatschappij zou er door welvaren was de gedachte.
Die boude uitspraken vielen slecht bij de kunstenaars van Nederland die daarin een bedreiging zagen voor hun inkomsten en voor het hele gegeven van overheidssteun voor kunst.
Dit was in 2007, ver voordat de politiek zich roerde en de crisis toesloeg.
In 2013 zetelen nog steeds commissies in het pand van het Mondriaan Fonds en de rechtstreekse ondersteuning van kunstenaars is nog steeds zeer gangbaar.
Ik neem het boek mee. Wellicht dat er in reactie op de oude ideeën een nieuwe prikkelende mening naar voren schiet.
Het commissiesysteem waar professionele collegae over elkaar oordelen wordt door Gitta Luiten in Second Opinion omschreven als een systeem dat introversie stimuleert. Dat systeem is er nog steeds.
Wat in Second opinion ontbreekt en waar we het afgelopen jaar wel naar zijn gaan kijken, is wat het effect is van de investering in beeldende kunst.
Met betrekking tot de beoordeling; je kunt natuurlijk geen mensen van de straat plukken om te beoordelen, daar is de kennersblik voor nodig. Overigens zijn de commissies gevarieerd; er zitten zeker niet alleen andere kunstenaars in maar ook bijvoorbeeld critici, docenten, curatoren, museumdirecteuren, verzamelaars, noem maar op.
De suggestie was ook niet om mensen van de straat te plukken. Zij, Lex ter Braak en Gitta Luiten, stonden een ander systeem voor met intendanten en professionals die zich verbonden aan hun oordeel en ook in de eigen praktijk aan de slag zouden gaan met diegene die ze positief beoordeelden.
We hebben nu ook regelingen die daar op inspelen. Er is een regeling bewezen talent en jong talent vanuit een opdrachtgever zoals die van presentatie-instelling of museum. Dat werkt goed, voor het bewezen talent althans. Folkert de Jong heeft bijvoorbeeld net een prachtig werk gemaakt voor het Gemeentemuseum Den Haag in de expositie over de anatomische les. Afgelopen vrijdag was de opening van werk dat twee boerinnen in de buurt van Deventer met behulp van deze regeling lieten maken op hun terrein.
We hebben ook bijvoorbeeld een aanvraag van de Erasmusuniversiteit gehonoreerd voor een opdracht op de campus.
Een prachtig voorbeeld is ook het Van Abbemuseum die met Roland Schimmel aan de slag zijn gegaan en hem in contact hebben gebracht met Philips en de TU Eindhoven voor een nieuw werk met licht dat ook in het museum te zien zal zijn.
Tot nu toe hebben we nog niet dat jonge talent aan een opdrachtgever weten te koppelen. Dat heeft zo zijn redenen. Vooral die jonge kunstenaar is heel kwetsbaar. Deze kan ook falen. Dat maakt resultaat onzeker, terwijl de instellingen tegelijkertijd tegenwoordig aan veel en strenge eisen onderworpen worden zoals bezoekersaantallen, (positieve) media-aandacht en inhoudelijke kwaliteitsnormen. Ik begrijp dat ze dan moeilijk aan de slag kunnen binnen een dergelijke regeling.
Dat bewijst overigens dat de jonge kunstenaar ruimte voor ontwikkeling en experiment nodig heeft. Dat heb ik recent nog tegen de minister gezegd: “wil je dat jong talent een kans heeft dan moet je in dat risico willen investeren.”
Natuurlijk is het heel mooi als instellingen zich willen verbinden aan een kunstenaar, maar dat werkt niet voor alles en iedereen.
Ik geloof dat je ook hierbij niet moet denken in Of/Of, maar in En/En.
Gitta Luiten stond voor dat alle budgetten naar presentatieplekken zouden gaan en dat die vanuit gelabelde budgetten de kunstenaar en de productie van de kunst zouden betalen, maar dat lijkt binnen deze regeling eerder andersom?
Nee hoor, het is nu wederom En/En. De kunstenaar kan aanvragen, maar dat kan ook door de instelling gedaan worden.
- Caroline Prisse
Caroline Prisse heeft bijvoorbeeld voor het Glasmuseum in Leerdam een prachtige installatie op de bovenverdieping gemaakt, dat was in opdracht van het museum dat de aanvraag had gedaan.
Het mooie is nu dat kunstenaar en instelling bij elkaar gekomen zijn, het loopt door elkaar.
Ik geloof wel dat Gitta gelijk had dat die mogelijkheid er moet zijn, dat je als instelling aanvraagt voor een opdrachtsituatie..
..Nou dat zei ze toch iets stelliger. Ze stelde dat dat de enige mogelijkheid zou moeten zijn, wil de relatie tussen kunst en maatschappij bediend worden.
Nou o.k, maar die mogelijkheid was er eerst niet en ik ben blij dat we die nu wel aanbieden. En dat is verder iets waar we continu naar kijken; stel dat het hartstikke goed werkt en de kunstenaars roepen “dit is de manier” dan zou je dat moeten doen. Maar goed, we zijn er dit jaar mee begonnen, dus zo ver zijn we nog niet. Vooralsnog geloof ik dat er daarnaast de mogelijkheid moet zijn voor kunstenaars om zelf aan te vragen voor een Werkbijdrage Jong Talent; voor een Werkbijdrage Bewezen Talent of voor een projectinvestering.
Er wordt in de toekomst geen afscheid genomen van de commissiestructuur?
Nee. Toen ik hier net kwam heb ik veel tijd gestoken in het bijwonen van de commissievergaderingen, omdat ik als relatieve buitenstaander ook wel zo’n idee had van: moet dat nou, commissies met experts? Maar ik heb goed kunnen zien hoe waardevol dat is, dat mensen soms op het scherpst van de snede met elkaar in debat gaan, en dat ze plannen kunnen plaatsen in de juiste context. Daar heb je kennis en expertise voor nodig.
Over de toekomst gesproken, hoe gaat die er uitzien?
Ja, Ik wou dat ik het wist. Er is natuurlijk heel veel ongewis en er is de afgelopen tijd heel veel gebeurd. De WWik is afgeschaft, instellingen hebben minder geld, iedereen is wat voorzichtiger geworden.
Het is te vroeg om te zeggen wat de staat van het landschap nu is. Het is nog niet uitgekristalliseerd. Tot 1 januari golden nog de oude regelingen en we hebben vorig jaar nog veel aanvragen gehad. Heel veel mensen hebben toen een aanvraag ingediend en dat loopt vaak nu nog.
Daarnaast geldt: het meeste geld dat naar kunst gaat, komt van de gemeenten. Daar is al veel bezuinigd. Nu komen de gemeenteraadsverkiezingen er aan en je weet niet wat er gaat gebeuren.
De gevolgen van de verschillende bezuinigingen zijn nog niet duidelijk. Er was een fijnmazig systeem, met meerdere soorten van ondersteuning van de gemeente, van het rijk en andere partijen, dat initiatieven mogelijk maakte.
Hoe bereiden jullie je voor op de toekomst?
Door te zorgen dat wij regelingen hebben waarvan wij denken dat het veld er wat aan heeft en door zo open en transparant mogelijk te opereren.
En door niet alleen met de politiek, maar ook met de burger te praten. Daar zie ik ook wel een rol voor ons, om rond de grote evenementen als Prix de Rome en de Biënnale van Venetië te communiceren maar ook veel breder. Onze website was vroeger gericht op de kunstenaars en instellingen die daar de regelingen zochten, maar daar communiceren we nu ook wat er gebeurt met de investeringen van het Mondriaan Fonds.
Ik geloof voor de toekomst heel erg in het samen optrekken van publiek en privaat, overigens zonder dat er een overspannen verwachting van privaat moet ontstaan. Het is ontzettend goed als er privaat geld naar de kunsten gaat, daar spelen wij ook op in met onze opdrachtenregeling en daarom werken we nauw samen met private fondsen, maar de private wereld heeft zijn eigen verantwoordelijkheden en functie.
- Collectie Bert Kreuk in het Gemeentemuseum Den Haag
Als een privéverzamelaar een tentoonstelling in een museum maakt, hoeven we niet te doen alsof dat zo ontzettend bijzonder is, maar we moeten ook niet opeens heel moeilijk doen als een verzamelaar een paar werken verkoopt. Het hoort erbij.
Oh je hebt het over Bert Kreuk en de door Trendbeheer aangewakkerde consternatie. Is het schadelijk dat mensen daar nu wel heel boos over zijn geworden? Gaan verzamelaars zich nu wel drie keer bedenken voordat ze werk gaan uitlenen aan musea, omdat ze bang zijn publiekelijk gekielhaald te worden op een blogje?
Nee hoor, daar moeten ze tegen kunnen. Het zijn grote mensen. En ik vind het te prijzen dat hij gewoon terug blogt. Dat is toch goed? Discussie is prima. We zijn soms iets te bang voor discussie. Ik wilde er mee illustreren dat publiek en privaat andere verantwoordelijkheden hebben, maar dat het wel goed is dat er met privaat geld in de kunst geïnvesteerd wordt. Ik geloof namelijk ook dat wij als fonds datgene moeten doen wat de markt niet doet of nog niet doet.
De beste manier om je voor te bereiden op de toekomst is goed uitleggen waar de waarde ligt. De waarde van kunst en van investeren in kunst. Bij het laatste Paradisodebat werd ik af en toe wat moe te horen wat wel niet gedacht werd dat de kunst allemaal zou moeten. Er wordt nu naar de kunst gekeken als een middel dat van alles op kan lossen; op gebied van ongelijkheid, saamhorigheid, educatie, nog net niet de bankencrisis. Tegelijkertijd vind ik dat ook heel mooi. Want kijk eens wat voor kracht de sector wordt toegedicht. Mensen hebben uiteindelijk toch een hoge verwachting van kunst.
Het mooie van kunst is toch voornamelijk dat het antwoord geeft op vragen die niet gesteld worden, dat het de wereld een zetje geeft zonder dat er om gevraagd wordt.
De kunstenaar vragen om iets maatschappelijk geëngageerds te doen is de omgekeerde volgorde, dat gaat niet, dat is onzin.
- Rosella Biscotti
Als Rossella Biscotti een installatie maakt met vrouwen uit een vrouwengevangenis waardoor die gevangen een sterker gevoel van eigenwaarde krijgen dan is dat geweldig, maar dat moet je niet bij voorbaat als doel stellen.
De toon is wellicht iets verbeterd, maar is nog steeds anders dan voorheen. Toen de PVV hardop stelde dat kunst geen geld nodig had, leek ook bij andere partijen een knop te zijn omgegaan. Er werd niet langer automatisch meer aangenomen dat ze geen uitspraken over kunst mochten doen.
Er was lange tijd een stille consensus tussen de politiek en de kunsten dat er bijdragen naar de kunst zouden gaan – ik vermijd nog steeds het woord subsidie – maar er is te weinig gepraat over waarom die bijdragen naar de kunst gaan.
Het is ontzettend belangrijk dat we niet kijken naar wat investeren in kunst kost, maar naar wat het oplevert. Niet in geld, want dat is een onzindiscussie, maar in andere waarden.
In die discussie zie ik een opdracht voor onszelf.
Zijn we zelf een beetje debet aan het ontstaan van die discussie?
Ja, ik denk wel dat we dat te weinig aandacht hebben gegeven.
Gaan we dat nu beter doen?
Haha. Als het aan mij ligt wel.
Meer geld voor minder kunstenaars betekend niets anders dan meer geld voor de bovenlaag, de elite. Waar de logica om daar zo op in te zetten vandaan komt blijft voor mij een raadsel.
Met andere woorden: is het verstandig de elite (extra) te belonen als verschil steeds minder zichtbaar is?
En dan dat continue door elkaar halen van zichtbaarheid en resultaat van het kunstwerk.
De algemene ontwikkeling binnen de kunsten is dat er per kunstbeeld steeds minder aandacht is te verdelen. Het inzetten op zichtbaarheid is daarom onverstandig en gedoemd te mislukken.
Van een startstipendium kon je prima leven. Leuk ook dat je twee keer kon starten. Een basisstipendium werd een beetje krap. Maar omdat de Belastingdienst dit (nog) als winst uit onderneming rekent kom je een heel eind. Zeker als je uit de lokale subsidiepot kan meesnoepen. Het is altijd en/en en niet of/of geweest. Heel hard hoef je er niet voor te werken. Wel jammer dat de pensioenregeling is stopgezet. Gek dat het Fonds daar zo stil over bleef. En knap dat trendbeheer altijd weer Zoro Feigl weet te pluggen. De kinderjury zal er blij mee zijn.
@Sa t: “Meer geld voor minder kunstenaars” komt zoals je kunt lezen uit het boek Second Opinion uit 2007.. En zoals blijkt uit het interview; die gedachte is nooit omgezet in beleid.
Het is sinds 2013 ‘hetzelfde geld voor minder kunstenaars’. Daar is dan weer geen sprake van beleid vanuit een ontwikkelde visie, maar vanuit de economische realiteit behorende bij de bezuinigingen.
@Galerie Sissingh: De plugg van Zoro Feigl is geheel voor rekening van de geïnterviewde, maar je zou kunnen concluderen dat Zoro het over het algemeen gewoon heel goed doet. Hij werkt misschien ook wel heel hard.
Weg met de intendanten. Weg met de directeuren. Leve de kunst. Leve de markt. Leve de galerie.
Het is mooi als je erbij hoort en het is vervelend als ze je niet zien staan, maar dat is universeel. Ik denk trouwens dat hard werken niet het enige criterium is aangaande de heer Feigl. Talent, geluk, contacten en de waan van de dag spelen zeker ook een rol.
@EvdL: Ik lees graag tussen de regels door. De plannen uit second opinion zijn in mildere vorm omgezet in beleid. Mevrouw Donker zegt het zelf: het is en/en.
Een plan van voor de crisis als light versie uitvoeren onder druk van ‘economische realiteit’ vind ik dubieus. Het is naief om te denken dat hier geen strategie achter zit.
De commentaren op TB kennen een hoog insinuatie-gehalte. Dat is niet erg, maar ik vermoed dat achter die insinuaties vaak een rijke denkwereld schuil gaat. En het is toch zonde als daar niet op ingetapt kan worden. Dus ‘sa t’: welke strategie denk je dat er achter het nieuw beleid van het Mondriaan Fonds zit? Heeft dat te maken met de boeiende vraag die je eerder stelt: “is het verstandig de elite (extra) te belonen als het verschil steeds minder zichtbaar wordt?” Een enigmatisch suggestieve vraag met enkele onbekende grootheden, want wat bedoel je met ‘de elite’, ‘het verschil’, en dat dit ‘steeds minder zichtbaar wordt’?
@aronvanroosmalen: Nou ik vind het juist prachtig dat het in beeldende kunst het mogelijk is om een journalist directeur te maken van het belangrijkste kunstfonds. En ik hoop oprecht dat die lijn voorgezet wordt en de volgende keer een veehouder of computerprogrammeur in aanmerking komt. Zo laat je de autonomie van de kunst via je directeur prachtig zien.
Het is alleen doodzonde dat een dergelijke gelijkheid niet terug te vinden is in het ‘nieuwe’ beleid van het Mondriaanfonds.
Maar misschien heb jij met jouw denkwereld daar een goede verklaring voor?
Kees Koomen was erbij: http://chmkoome.wordpress.com/2013/11/10/platform-bk-mondriaanfonds-materiaalfonds/
Ik heb me rot gezocht, maar blijkbaar niet goed. Wat ik zocht was de naam van de interviewer/directeur Nest.
@ Jan Willem: Helemaal bovenaan het postje staan datum en tijd van posten plus de auteur van dienst: 4-11 2013, 7:00 EvdL
Op EvdL klikken en U komt uit bij Eelco van der Lingen: http://www.eelcovanderlingen.com/