De bezuinigingen van Halbe Zijlstra en het mismanagement van de vorige drie directeuren hadden een behoorlijke deuk geslagen in de begroting van het Museum voor Potten en Pannen.
Nummer 1 had een grootscheepse verbouwing doorgedrukt, die – eenmaal afgerond – kortstondig meer bezoekers trok. De man streek met de eer en verzilverde zijn wapenfeiten met de overstap naar een prestigieuzere werkomgeving.
Nummers 2 en 3 werden geconfronteerd met de schulden die de verbouwing had veroorzaakt en verlieten voortijdig het zinkende schip.
Daarna had een plaatselijke wethouder het dagelijkse bestuur van het museum op zich genomen. Niet gehinderd door enige ervaring of affiniteit met cultuur had die vaste contracten ontbonden en een deel van de collectie verkocht.
Sindsdien dreef het museum grotendeels op vuttende vrijwilligers, die zich boven het bestuur verheven voelden vanwege hun onbetaalde bijdrage en hun hoge leeftijd. ‘Korte horizon’ had een van hen het genoemd. Het management bestond bijgevolg uit de enige overgebleven collega’s in loondienst en een interim-directeur, Barend, die was aangetrokken om “te redden wat er te redden valt”.
Geen wonder dus, dat pr-medewerker Alfons het tijdens het managementoverleg nog even wilde hebben over de begroting van de aanstaande Pottenbak Biënnale – een vondst van Barend, die hoopte dat een Biënnale de aandacht van het publiek en de pers zou trekken.
“Volgens mij hebben we een sluitende begroting”, zei Barend, “als we alles heel lean & mean houden”. Nellie ergerde zich wild aan zijn managementtaal en hield een lijstje bij met irritante uitdrukkingen. ‘Lean & mean’ noteerde ze onder ‘quick & dirty’. Dat laatste had Barend vorige week tegen haar gezegd en Nellie had ervan gebloosd, maar Barend had er kennelijk iets anders mee bedoeld.
Dit nieuwe type manager was sowieso wennen. Nellie was hiervoor nooit gewend geweest om met begrotingen te werken, laat staan deadlines. Ze keek naar de begroting en zag dat er iets ontbrak.
“De kosten voor de Artist in Residence staan er niet op”, zei Nellie. “Ik heb voor de Biënnale de Israëlische keramiste Penina Pannewitz uitgenodigd. Ze heeft haar atelier op de Westelijke Jordaanoever en door de regelmatige stroomuitval kan ze nu hele serviezen met haar ogen dicht maken”.
“O, interessant”, knikte secretaresse Kitty, die bij vlagen de notulen bijhield.
“Maar wat gaat dat dan kosten”, vroeg Barend, die zijn allergie voelde opkomen.
“Tja, wat gaat zoiets kosten?”, tjilpte Nelllie. “Een ton? Twee ton? Ik roep maar wat?”
“Een ton?! Voor een blinde pottenbakster uit de Gazastrook?”, riep Barend.
“Ze is niet blind, ze kiest ervoor haar ogen dicht te houden”, corrigeerde Kitty hem.
“Waarom gaat het altijd over geld?”, zei Nellie. “We mogen blij zijn dat Penina Pannewitz helemaal naar Putten wil komen en…”
Maar Barend onderbrak haar: “We hebben het altijd over geld, omdat dankzij mijn voorgangers niemand van jullie straks pensioen ontvangt”.
Wordt vervolgd
Leave a Reply