In een periode van vijf weken tijd verblijf ik in de artist-in-residence Root Brabant in Landpark Assisië en gebruik ik Trendbeheer als experimentele ruimte om ervaringen, gedachten, ideeën, schetsen en plannen te presenteren voor een nader te bepalen nieuw (video-)werk.
Mijn begin bij Root valt precies tegelijk met de start van twee weken feest op het landpark, met elke dag een andere invulling: op de eerste dag raakte ik verzeild op een aangelegd strandje vol met plastic opblaasbeesten en feestmuziek: “Mèhèxieeehieeeecoo!” En op een droge ochtend deed ik fanatiek mee aan een morning rave die werd geïnitieerd door het theatercollectief Zwermers (waarvan de leden net als de initiatiefnemers van Root, zelf woonachtig zijn op het landpark) waarin bewoners, begeleiders en kunstenaars kris kras door en met elkaar dansten en waar de sfeer goed was. “Woon jij met of zonder begeleiding?” werd gevraagd door een bewoner die kennelijk verduidelijking nodig had. Natuurlijk is het verleidelijk om ook grapjes te maken, maar wat nog leuker is, is dat vermenging vanzelf gebeurt. En dat dit een scala aan diversiteit oplevert waar je u tegen zegt.
Deze eerste week bekijk ik het landpark – met romantische gekleurde glazen – graag als een samenleving in het klein en ik speculeer over wat de grote variant zou kunnen leren van deze manier van samenleven. Dit blijkt trouwens een prima onderwerp om ook met enkele bewoners in het park te bespreken waar ik zo nu en dan spontaan een korte wandeling mee maak. “Een ideale samenleving kan alleen in je hoofd bestaan” meent een slimmerik waar ik het liever (nog even) oneens mee ben.
Met de plastic beesten nog op mijn netvlies duik ik opnieuw in de geschiedenis van mythische wezens die in zekere zin symbool stonden voor waanzin en/of verbeeldingskracht. Terwijl ik de grylle en de blemmye even parkeer, ga ik te paard verder en realiseer ik mij dat dit niet zomaar een paard is. Het is hét symbool voor uniciteit en massa tegelijk: de eenhoorn.
- Eenhoorn, Gerrit Willem Dijsselhof, 1876 – 1924 collectie Rijksmuseum.
Net als de grylle en blemmye kent het wezen een rijke geschiedenis aan symboliek. Tegenwoordig wordt het wezen gebruikt als symbool voor vreemdheid, maar tegelijkertijd overheerst het in ons dagelijks leven: van diadeems met hoorns, gummetjes, vingerpoppen, zwembanden, luchtbedden tot aan de toe-eigening door LHBTIQ+ en het wordt zelfs gebruikt als uitdrukking voor bepaalde start-ups.
Ondanks dat ik – in tegenstelling tot veel andere millennials – nu pas stil sta bij het wezen, is het al jaren populair bij jong en oud, zo werd het in 2017 al the emblem of our times genoemd. Een mythisch wezen dat het maatschappelijke spectrum vandaag de dag perfect vertegenwoordigt, juist dankzij zijn, haar of hun discrepantie. Grenzen vervagen, kruisbestuivingen vinden plaats, nieuwe normalen bieden zich aan, online en offline zijn meer verweven dan ooit, geschiedenissen gecorrigeerd; kortom: alles loopt door elkaar en de eenhoorn symboliseert dit allemaal: verschillend, verscheiden, divers, tegendraads, tegenstrijdig, anders-zijn.
De aanleiding voor mijn artistieke onderzoek (met de werktitel “Beyond normalcy and the reincarnation of the imagination” (of kortweg: “Post Normal”)) was (uiteraard) de pandemie en de verschuivingen in “het normaal” dat ik aan de hand van het boek De geschiedenis van de waanzin van Michel Foucault nu al wat maanden in mijn hoofd laat rondzingen.
In het boek wordt kortweg de historische verschuiving van ‘de zot in de maatschappij’ beschreven. Eerst als genie, daarna als gevangene en tot slot als een patiënt. Ondanks dat er (nog) geen sprake is van een officiële paradigmaverschuiving ten opzichte van het laatst beschreven episteme van Foucault waarin ‘de zot als een patiënt’ wordt gezien, vind ik het interessant om na te denken over een mogelijke sequel; waarin de positie van de zot in de tijd van het ontbreken van een ‘normaal’, onlosmakelijk ook zal mee veranderen.
Maar een groot obstakel houdt mijn speculeren op: er mag dan misschien geen normaal meer bestaan, waanzin bestaat (nog) wel degelijk. Met een drafje loop ik nu nog heel even om dit obstakel heen, misschien omdat de eenhoorn nu zo goed past.
Waarom blijf ik zo betoverd door de eenhoorn? Zijn het de schapen met lange hoorns die hier op het landpark staan, waren het de plastic opblaasbeesten, het feit dat mijn mythische wezens boek na blemmye en draken nu over eenhoorns begon of mijn optimisme dat kloven wil dichten in een tijd met tegenstrijdigheden en dus heil zoekt in een allesomvattend wezen? En heeft de pandemie er dan ook nog eens voor gezorgd dat we allemaal nog meer eenhoorn zijn geworden? Waarin onze bubbels en algoritmes onze eigenheid bevestigen waardoor we het haast zijn geloven.
Tot de volgende!
Leave a Reply