Ik verheugde me er al weken op om eindelijk te gaan. Bij voorbaat is het werk van Maria Roosen verrukkelijk om over te schrijven; alles is rond, zacht en hard, open en dicht tegelijk, en de wellustige troost straalt ervan af. Het heeft iets Bourgondisch, katholieks, fruitigs maar tegelijkertijd voel je dat het over zoveel meer gaat, met liefde als centrale verbinding tussen alle werken.
In de grote zaal zijn een aantal werken te zien die als een inhoudsopgave van de tentoonstelling kunnen worden opgevat. Enorme ladders met daartussen slingers van fruit en replica daarvan in glas. De tijd heeft het echte fruit aangetast, wat versterkend werkt. Tegen de tijd dat het weer wordt ingepakt vallen de citroenen vast naar beneden, alles heeft zijn tijd in het werk van Roosen. Ze gebruikt glas om letterlijk leven te blazen in haar sculpturen. Dat leven is kwetsbaar, één verkeerde beweging en het gaat kapot. Kwetsbaarheid is hier ook schoonheid, hoe het licht weerschijnt in de glazen bollen, hoe de glaskleuren zich mengen en spiegelen. Verderop staat er een half-size tentje met glazen kannen er omheen. Die staan voor het gevoel dat de kunstenaar beleeft als ze het tentje (waar ze jarenlang in kampeerde) weer ziet. Ze houden het tentje op zijn plaats. De kannen komen steeds terug, het zijn gebruiksvoorwerpen waarin gedachten en gevoelens worden gevangen en die ook op deze manier kunnen worden doorgeschonken. In de tros paarse bessen resoneert de grote borstentros die Roosen maakte voor de tuin van Museum Arnhem. Een heel grote aquarel hangt er als voorbode van de rest op de tentoonstelling. In het midden een grote houten figuur die lijkt op een Russisch Matroesjka pop. De vloer is vol geplakt met namen van de kleuren waarin glas geblazen kan worden. Het lijkt wel een gedicht: Jadegrün/ Dunkelheliotrop/ Bernstein/Tabak extra.
In de route die de presentatie volgt worden al deze elementen verder uitgewerkt. Er is een zaal met kleurige aquarellen, ineens zie je overeenkomsten tussen het maken van aquarellen en glasblazen, vraag me niet hoe. Het is zo logisch om beide te doen. Humor is er ook, in de kleine figuurtjes die een appel zijn, of een soort peer, of een boze chocoladebol. En alle zalen worden begeleid door een zwart zaadje, een spermatozoïd van glas op een stok. Hij wijst de weg in deze wonderlijke sprookjeswereld. Hier gaat het over meisjes die een kapsel van lullen op hun hoofd dragen, een piano die geen echte piano is en een rozenkrans van enorme glazen kralen. Ze begon ooit met de rozenkransen na het verlies van een grote liefde. Er hangt er ook één van geschuurd hout. Het werk gaat over echt en niet echt, maar vooral over het maakproces. De glasblazers uit Tsjechië worden uitvoerig genoemd en bedankt.
Een hele zaal is ingericht met knipsels van overwinnaars. De kunstenaar verzamelt al jaren foto’s van mensen die iets buitengewoons hebben gedaan of overwonnen. Als je de foto’s bekijkt, daagt het dat het over de energie moet gaan die de gefotografeerden uitstralen.
Je denkt na over de verschillende eigenschappen van vuur. Het verwarmt, smelt het glas, maar verwoest ook leven. In de film over de bramentakkenbol zie je dat mooi gebeuren. De kunstenaar verzamelde een tijdlang bramentakken die ze tot een bol draaide. Geen makkelijk werk natuurlijk. Ze besluit tenslotte de enorme bol in brand te steken, alsof ze een offer brengt. En als je dan een tijdje kijkt zie je dat het binnenste lang en intens gloeit, dat die bol vol ineengedraaid venijn zich niet zomaar gewonnen geeft.
En dan zijn er de borsten. Met veel zijn ze, in verschillende kleuren. Roosen richtte een hele galerij in. Ze horen bij haar, met hun troostende vorm, ze lijken het oerbeeld van alles. In de laatste zaal mogen ze in een Chesterfield zetel zitten. De vorm hiervan wordt herhaald en opnieuw bevraagd in een miniatuurvorm. Dat zeteltje met die even kleine borsten heeft net zoveel zeggingskracht. Het onderzoek naar vorm en hoe de werken te presenteren levert trouwens interessante dingen op: tafels die achteloos in een nis lijken geplaatst zijn in werkelijkheid volledig in MDF nagemaakte klassiekers. Dat geldt ook voor een hoeveelheid dozen, een ladekast, en de piano die alleen maar een idee is in dienst van de rest van de ruimte. De zorgvuldig in dialoog geplaatste sculpturen zorgen met elkaar voor een coherent verhaal. Je hoort woorden van troost fluisteren tussen de werken, levensaderen bruisen en bovenal een vrolijk gelach in de boomgaard, waar ronde kannen gevuld worden
Je zou ‘Vuur’ als een overzichtstentoonstelling kunnen zien, met werk vanaf de jaren 90 tot nu, maar dan zijn er harde keuzes gemaakt. Ik mis bijvoorbeeld haar gewassen bomen, berkenbomen die gewassen werden door de kunstenaar en vervolgens voorzien van glazen uitstulpingen, als waren het oprispende zonden die er nog uit moesten. Beeldschoon en wereldvreemd, dat organische verenigd met die op het oog zachte (maar toch keiharde) glazen schimmels. En wat ik dan ook mis is een herinnering aan het kleine kerkje dat zij maakte voor Sonsbeek 2001, al is dat natuurlijk moeilijk in een tentoonstelling te brengen. De Eusebiuskerk van Arnhem, in miniatuur exact nagemaakt van hout, werd voor de duur van Sonsbeek aan de zijkant van de kerk dertig meter omhoog gehesen en vastgemaakt. Alsof de kerk een kleintje had gekregen. Dat beeld is vast en zeker in het geheugen van de stad verankerd.
Sandra Smets van NRC verweet Maria dat de zalen te vol waren. Dat de beelden niet genoeg ruimte kregen. Daar ben ik het niet mee eens. Sterker: ik had graag nog meer zalen gevuld willen zien, met hierboven beschreven beelden, met nieuw werk, gewoon: meer van dit. Van liefde en troost heb je nooit genoeg.
Maria Roosen – Vuur
Kunsthal Kade Amersfoort. Nog te zien tot en met 7 januari.
Leave a Reply