In TENT een prachtig stoeptegelpad en daar is zo ongeveer alles mee gezegd. Er wordt en is een podium gebouwd maar voor wat? In kaalheid en leegte wordt alle serieusheid gesuggereerd en voegt alles zich genoeglijk in in institutioneel voorkomen. Geen joi geen vivre: hier wordt kunst de maat genomen. Op zich fijn als er straf wordt ingezet, maar dan moet er wel wat komen.
Of als het dood loopt – veelzeggend. Dit op zich is een heel fijn beeld, daar hoeft niets bij. De ritmiek van de rolstoelkeping doet het goed.
Wat ik je nog wilde zeggen – ah, dat gaat aan mij voorbij wellicht. De afgestrakte grijsheid vormt coronaproof bodem voor allerlei performatiefs wellicht.
Keurig grijsdoek ik dacht dat is een werk maar lijkt me toch decor.
Komt namelijk overal terug.
Doodsreutel – een woord, Vibeke Mascini blaast het nieuw leven in. Een langer lopend project. Tekens van leven worden hier gehangen, elke keer dat doodsreutel in print verschijnt. Het voorkomen te versterven van een woord, opdat doodsreutel maar niet uit de nakende editie van De Dikke verdwijnt.
Mooie scrolltekst, een gedicht. Maker vergeten.
Maar het leukste werk naast de beeldende beheersing van de ruimtes door de tegelingreep werd en passant aangekondigd ergens bij de ingang. Daar beloofde iemand (op een zaaltekst) teksten gedurende de tentoonstellingsperiode aan te passen; ik dacht (natuurlijk) aan die zaalteksten – hoe vet zou dat zijn. Inclusief vervangen door Trumpiaans of anderszins van macaber sarcasme doordesemde beleefdheden om- en omruilen. Avant! Garde! Of niet eens politiek maar gewoon absurd. Of shake en stir van de namen van de deelnemers. Compleet fout maar soort van hardcore.
Ik vrees helaas dat dat het ‘To the garden’ en zulks betrof op de muur – waar er helegaar geen tuin is. Kortom nivo eierwekker waar je je geen buil aan kunt vallen.
Doodsreutel. Macaber woord.
Mooi woord, in het Groningse Vera krantje schreef schilder Wokkel jarenlang de metal rubriek Doodsreutels vol.