Menig kunstenaar reist tegenwoordig voor een paar maandjes af om ergens in den vreemde te gaan Artist In Residencyhoppen (AIR).
Voor het netwerk en de carrière zijn Berlijn, Londen en New York fijne plekken, maar voor de nieuwe indrukken van vreemde culturen worden meer obscure plekken opgezocht in landen waar hedendaagse beeldende kunst geen gemeengoed is. Dan is het aan de recidencyhopper om de verwegcultuur te absorberen en om te zetten in nieuwe indrukken en dito werk.
Drie maanden is niet echt veel en vaak komen kunstenaars terug met dezelfde clichés, van alcoholische zwervers in Rusland tot zebrapaden vol strak gekapte passanten onder vette neon in Tokyo. Het gekke cliché is vaak het eerste wat de nuchtere westerling opvalt.
Hoewel toenadering en begrip vaak van te voren in de subsidieaanvraag als uitgangspunt zijn omschreven, heeft de opeenstapeling van visuele vooroordelen die verwerkt worden tot nieuw werk eerder een tegenovergesteld resultaat.
De verschillen zijn aangedikt en de vreemdheid van de buitenlandse cultuur is versterkt tot een artistiek uitgangspunt dat na drie maanden oppervlakkige inkijk is gevormd en omgezet tot documentatie waarmee weer een nieuwe artist-in-recidencyplek kan worden aangevraagd.
Jan Adriaans
Nu is dit wellicht een iets te zure kijk op het AIR gebeuren en natuurlijk trapt niet iedereen in de valkuilen van het artist in recidency-hoppen.
Jan Adriaans bracht een ‘ander’ soort werk mee terug uit Cairo, maar zonder daarin enige uitspraak over Egypte of haar bewoners te doen.
Jasper de Beijer onderving het AIR-imperialisme door eenmaal terug in Nederland zijn verblijf in Afrika op groteske manier om te zetten in een hele nieuwe realiteit, geschapen in het atelier en papier maché.
En Paulien Oltheten wist tijdens haar verblijf in Tokyo de focus te houden op de eigen uitgangspunten zonder een fotografische indruk te willen geven van hoe anders die Japannners wel niet zijn.
Johan Nieuwenhuize ontloopt de clichés door zich te beperken.
In zijn show bij Galerie van Kranendonk in Den Haag toont hij het resultaat van drie maanden China, maar er is geen Chinees, fiets of Maoportret te bekennen.
Er zijn geen verwijzingen naar de enormheid van de bevolkingsaantallen, economische groei, geboortebeperking of communistisch kapitalisme.
Het Chinese in de show is alleen terug te vinden op één foto waar een tweetal vazen met Chinese symbolen gebroederlijk naast een oranje Hollandvaas staan, maar de platte visuele metafoor is hem vergeven.
De presentatie is verdeeld in drie soorten werk: stillevens, luchten en zelfportretten.
De stillevens zijn gericht op het materialisme en het consumentisme of liever gezegd het gebrek er aan. Nieuwenhuize fotografeerde materialen die aangeschaft of verworven zijn vanuit noodzaak, niet vanuit wens of luxe. Het zijn de functionele materialen, voordat de consument het voor het zeggen krijgt. Nieuwenhuize zocht de armen en eenvoudige arbeiders van China op en fotografeerde bij hen het gebruik van eenvoudige materialen die nodig blijken voor bepaalde basisvoorzieningen als opslag, slaapplek en het behoud van een elektrisch peertje.
Naast de armetierigheid hangen foto’s van de luchten van China rechtomhoog genomen en opgehangen in portrait, niet in het traditionele landscape.
Er is ook een video, op een negentig graden gedraaide monitor, van een lucht boven Beijing, maar op wat compressievlakken na is er niets anders dan strakblauw te zien.
Voor Nieuwenhuize zijn de luchten plaatsbepalingen, een soort van ‘hier was ik’.
In de zelfportretten blijkt dat Nieuwenhuize zelf moeite had met zijn rol als westers AIR Artist. In een poging iets van communicatie met de lokale bewoning op zetten die hem niet verstond en waarbij nonverbale communicatie cultureel ook anders bleek te werken besloot hij toch één cultureel cliché uit de kast te trekken; Aziaten kopieren westerse goederen. Hij vroeg kleermakers zijn Gap-broek, Levis-shirt en Nike-jas te kopieren en fotografeerde vervolgens zichzelf in de nagemaakte kleding in poses die hij zelf kopieerde van zijn gastheren.
Hoewel de boomlange blonde westerling niet direct in zijn aziatische omgeving op zal gaan als hij lokaaltypisch hurkt en het opgeknoopte shirt hem niet direct verandert in een stoere chinese bouwvakker lijkt van Nieuwenhuize met een soort van ritueel van kopieeruitwisseling een lijn van communicatie op te willen zetten met de lokale bevolking.
En zo verwordt de studie van het vreemde uiteindelijk toch weer een studie van de kunstenaar in zichzelf.
In nrc.next maandag 1 maart 2010 een hele spread vol over Johan’s nieuwste project. (Papier)
wat een prachtig verslag. chapeau en woensdag naar Den Haag
fijn stuk weer EvdL !
Mooie recensie en reportage. Ga kijken! In het echt nog indrukwekkender.
Goed verslag. Nieuwsgierigheid geweekt.
wondermooi verhaal wederom